In deze folder geven wij informatie over de verschillende bekkenbodemoperaties bij een verzakking van de vagina of baarmoeder of top van de vagina.
Ongeveer 1 op de 10 vrouwen als gevolg van haar bevalling(en) een operatie nodig in verband met een vaginale verzakking. Bij een verzakking kan de blaas, het rectum (het uiteinde van de dikke darm), de top van de vagina of de baarmoeder via de schede naar buiten zakken. Vaak zijn verschillende organen tegelijkertijd verzakt. Lees voor meer informatie onze folder ‘Bekkenbodem problemen’.
Of u samen met de gynaecoloog besluit tot een operatie hangt af van de ernst van uw klachten, het vaginaal onderzoek en het effect van de eventuele eerdere behandelingen (zoals een pessarium of bekkenbodem-fysiotherapie). Er zijn meerdere manieren om een verzakking te verhelpen en om een combinatie van verschillende verzakkingen te behandelen. Een verzakking is niet ernstig. U kunt daarom de tijd nemen om de voor- en nadelen van de verschillende behandelingen tegen elkaar af te wegen. Uw gynaecoloog kan u informeren over de verschillende operaties die in deze folder worden beschreven en zal samen met u beslissen welke (combinatie van) operatie(s) u kunt kiezen.
Voorwandplastiek
De operatie van de voorwandverzakking (de kant van de blaas) wordt een voorwandplastiek genoemd. Er wordt een snede gemaakt via de vagina opening in het midden van de voorste vaginawand vanaf de ingang tot vlak bij de top van de schede. De vaginale huid wordt dan gescheiden van de blaas. De verzwakte steunlaag wordt hersteld door middel van oplosbare hechtingen, die langzaam tussen 4 weken tot 5 maanden zullen oplossen, afhankelijk van het soort hechtmateriaal dat gebruikt wordt. Soms wordt overtollige vaginale huid verwijderd en wordt de vaginale huid gesloten met oplosbare hechtingen die normaal gesproken na 4 tot 6 weken opgelost zijn. Deze hoeven niet verwijderd te worden.
Achterwandplastiek
De operatie van de achterwandverzakking (de kant van de endeldarm) wordt een achterwandplastiek genoemd. Er wordt een snede gemaakt in het midden van de achterste vaginawand vanaf de ingang tot net aan de top van de schede. De vaginale huid wordt dan gescheiden van de endeldarm. De verzwakte steunlaag wordt hersteld door middel van oplosbare hechtingen, zoals dat ook gaat bij een voorwandplastiek. Soms worden extra hechtingen gebruikt de spierlaag tussen de vagina en de kringspier (perineum) te verstevigen, dit wordt een perineoplastiek genoemd.
Manchester Fothergill
De operatie waarbij de baarmoedermond en ophangbanden van de baarmoeder worden ingekort, wordt een Manesther Fothergill genoemd. Via de vaginaopening wordt een snede rondom de baarmoedermond gemaakt om de baarmoederhals te kunnen verkorten door een deel van de baarmoederhals weg te halen en bij de stevige bindweefselbanden van de baarmoeder te kunnen. Deze bindweefselbanden heten sacro-uteriene en cardinale ligamenten. Er worden vier hechtingsdraden door deze bindweefselbanden heen gelegd en stevig vast geknoopt. Hierdoor worden de banden ingekort en wordt de baarmoeder weer naar haar oorspronkelijke positie gebracht. Doordat een groot deel van de baarmoederhals weggehaald wordt, krijgt de vagina de oorspronkelijke lengte terug. Vervolgens wordt de baarmoedermond bedekt met vaginaweefsel en gehecht door middel van een oplosbare hechting.
Sacrospinale fixatie
De operatie waarbij de baarmoeder of vaginatop opgehangen wordt met een niet-oplosbare draad heet een sacrospinale fixatie. Via de vagina wordt een snede van een paar centimeter in het dieper gelegen deel van de vaginale achterwand gemaakt. Door met de vinger door deze opening het tussenliggende weefsel opzij te duwen, kan de stevige bindweefselband diep in het bekken bereikt worden. Deze bindweefselband heet het sacrospinale ligament. Twee hechtingsdraden (niet oplosbare draden) worden door deze bindweefselband gelegd en de uiteindes van deze hechtingsdraden worden vastgeknoopt aan de baarmoederhals of vaginatop. Hierdoor wordt de baarmoeder of vaginatop strak naar achteren tegen de stevige bindweefselband aan getrokken en vastgezet. Vervolgens wordt de opening in de achterwand van de vagina gesloten door middel van een oplosbare hechting.
Wanneer u wordt geopereerd, krijgt u voorafgaand aan uw opname een afspraak bij de polikliniek Anesthesiologie. Meer informatie leest u in de folder ‘Anesthesie’.
Als u in/na de overgang bent, krijgt u het advies vaginale crème te gebruiken in de periode voor en tot 1 jaar na de operatie. Deze bevatten vrouwelijke hormonen. Dit verbetert de doorbloeding van de vagina. De betere conditie leidt mogelijk tot een beter herstel van de vaginawand.
U wordt in ieder geval een dag opgenomen in het ziekenhuis, in de meeste gevallen mag u de volgende dag naar huis. Afhankelijk van het herstel na de operatie kunt u soms dezelfde dag al haar huis, soms wordt de duur van de opname verlengd.
Tijdens de operatie krijgt u een slangetje in de blaas (katheter). De urine wordt vanzelf opgevangen in de katheterzak. Om vocht en bloed uit de operatiewond op te vangen wordt aan het eind van de operatie in de vagina een lang gaasverband ingebracht als gaastampon. Als dit gebeurt, worden beiden meestal na 3 uur verwijderd.
Omdat u vlak bij de plasbuis bent geopereerd, wordt gecontroleerd of u de blaas voldoende leeg plast. Wanneer dit niet lukt, wordt u geleerd om de blaas leeg te maken met een slangetje (zelfkatheterisatie). Als bij u een algehele narcose is toegediend, kunt u na de operatie wat misselijk zijn. Na de operatie kan de vagina pijnlijk zijn. U krijgt de eerste dagen na de operatie pijnstillers.
Soms komt de ontlasting moeizaam op gang. U krijgt preventief zakjes om uw ontlasting dun te maken.
De herstelperiode duurt ongeveer zes weken. Houd er rekening mee dat u sneller moe bent dan normaal en nog weinig activiteiten uit kunt voeren. In deze herstelperiode is het belangrijk dat u goed luistert naar de signalen van uw lichaam en niet te snel te veel wilt ondernemen.
Leefstijladviezen:
Na ongeveer vijf weken na de operatie heeft u een telefonische controleafspraak bij de gynaecoloog. U kunt dan aangeven hoe uw herstel verloopt. De arts zal samen met u beslissen of een gynaecologisch onderzoek nog nodig is. De hechtingen die in de vagina geplaatst zijn, lossen vanzelf op. Deze oplosbare hechting kan tot ruim zes weken na de operatie vanzelf uit de vagina naar buiten komen.
Na een Manchester-Fothergill is het grootste deel van de baarmoederhals verwijderd, en is het niet meer nodig deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek voor baarmoederhalskanker met een uitstrijkje of met een zelfafnameset (tot 60 jaar).
Bij elke operatie kunnen complicaties optreden. De kans op complicaties is klein. De blaas of darm kan worden beschadigd, maar dit komt niet vaak voor (minder dan 1 van de 100 operaties). Soms is er een nabloeding waarvoor soms opnieuw moet worden ingegrepen (minder dan 1 van de 100 operaties). Soms ontstaan problemen die vervelend kunnen zijn:
Belangrijk
We verzoeken u altijd contact op te nemen bij:
Tijdens kantooruren neemt u contact op met de polikliniek Gynaecologie, telefoonnummer 0492 – 59 59 57. Buiten kantooruren belt u met de verloskamers, telefoonnummer 0492 – 59 56 42.
Als u nog vragen heeft, kun u die aan uw behandelend arts stellen of kijk voor meer informatie op de website www.bekkenbodemwijzer.nl of www.bekkenbodem4all.nl van de patiëntenvereniging. U kunt ook de operaties vergelijken met een keuzehulp op de website https://www.keuzehulp.info/front-page/keuzehulpen/operaties-bij-verzakking.
Heeft nu na het lezen van deze folder nog vragen, neem dan contact op met polikliniek Gynaecologie, telefoonnummer 0492 – 59 59 57.
Locatie Helmond
T: 0492 – 59 59 57
Locatie Deurne
T: 0493 – 32 89 17
Copyright 2024 Elkerliek
Deze website maakt gebruik van cookies.