logo

Antistolling en de trombosedienst



Bij een verwonding van de huid zorgt bloedstolling ervoor dat het bloedverlies beperkt blijft. Door de stolling worden de beschadigde, lekkende bloedvaten gedicht. Door allerlei oorzaken kan er ook bloedstolling binnen de bloedvaten optreden. Dit wordt trombose genoemd. Trombose kan een afsluiting van een bloedvat geven waardoor het orgaan achter het verstopte bloedvat geen of onvoldoende bloed krijgt.

Antistolling

Antistollingsmiddelen maken het bloed minder stolbaar. Voor het gemak zegt men vaak: het bloed wordt dunner. Dit is feitelijk onjuist, bloed dat minder stolbaar wordt, is niet dunner. U hoeft dus niet bang te zijn dat wanneer de behandeling gestopt wordt, het bloed ‘te dik’ wordt. De mate van de ontstolbaarheid van het bloed wordt uitgedrukt in de internationale INR-waarde (International Normalized Ratio). Iemand die geen antistollingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld Acenocoumarol, Marcoumar of Fenprocoumon gebruikt, heeft een INR-waarde van circa 1,0. Als men een van deze antistollingsmiddelen gebruikt, stijgt de INR-waarde. Hoe hoger deze waarde, des te meer is het bloed onstolbaar gemaakt. U kunt antistollingsmiddelen om diverse reden voorgeschreven krijgen:

  • Curatief (genezend)
    U heeft trombose en krijgt antistollingsmiddelen om de trombose op te lossen.
  • Preventief (voorkomend)
    Om trombose te voorkomen krijgt u antistollingsmiddelen voorgeschreven. 

Bij bepaalde ziekten of onder bepaalde omstandigheden is de kans op trombose groter. De kans op trombose is bijvoorbeeld bij een kunstklep in het hart groot en bij gips vanwege een botbreuk minder groot.  

Door antistollingsmiddelen in te nemen wordt de stolbaarheid van het bloed kunstmatig verminderd, waardoor er binnen de bloedvaten minder kans is op ongewenste stolling (= trombose). Vermindering van de bloedstolling geeft echter een bepaalde kans op bloedingen. Het gaat er nu om de stolling zoveel te verminderen dat de kans op trombose duidelijk kleiner wordt en daarbij het bloedingsrisico niet teveel toeneemt. 

Innemen van tabletten

Neem dagelijks de voorgeschreven hoeveelheid antistollingstabletten in, bij voorkeur op een vast tijdstip rond het avondeten. Noteer op de doseringskalender door het zetten van een kruisje de inname van de tabletten. Neem altijd de aangegeven hoeveelheid in. Niet meer maar ook niet minder.

Tablet vergeten

Mocht u een tablet vergeten zijn in te nemen noteer dat dan op de doseringskalender bij de betreffende dag en neem de eerstvolgende werkdag contact op met de trombosedienst. Neem een vergeten tablet niet een dag later extra in. U verhoogt daarmee het risico op bloedingen. 

Bloedafname

Regelmatig zal bij u bloed worden afgenomen. Normaliter, en bij voorkeur, gebeurt dit bij de trombosedienst (polikliniek bloedafname) of bij een bloedafnamepost bij u in de buurt. Het afnemen van bloed ‘aan huis’ kan alléén plaatsvinden indien hiervoor medische redenen aanwezig zijn. Uw behandelend arts kan vaststellen of u ‘aan huis’ geprikt moet worden en voor welke periode. Daarna beslist de arts van de trombosedienst, in overleg met de medewerkers, of u verzocht wordt om bloed af te laten nemen op de polikliniek bloedafname of bij een afnamepost bij u in de buurt. Uw medewerking in ons streven het huisbezoek zo veel mogelijk te beperken wordt zeer gewaardeerd. 

Verandering van de dosis

Vaak wordt na een controle door de trombosedienst de hoeveelheid van het antistollingsmiddel dat u moet innemen gewijzigd. Dit komt omdat het effect van antistollingsmiddelen niet altijd constant is. Verandering van de hoeveelheid tabletten betekent niet dat het slechter of beter met uw ziekte gaat, maar dat het nodig is het antistollings-niveau wat bij te stellen. 

Ziekte

Wordt u ziek (bijvoorbeeld griep, koorts of diarree), laat het uw huisarts weten. Mogelijk moet u eerder door de trombosedienst gecontroleerd worden. 

Overige medicijnen en vaccinaties

Diverse andere medicijnen kunnen de werking van antistollingstabletten beïnvloeden. In uw belang vraagt de trombosedienst daarom bij uw apotheek om een overzicht van uw huidige medicijnen. Als u hier bezwaar tegen heeft dan kunt u dit melden. 

Voeding

Het houden van een speciaal dieet is bij de antistollingsbehandeling niet nodig. Heeft u een speciaal dieet overleg dan met de trombosedienst. Alcohol: Als de behandelend arts ermee instemt, is dagelijks een glaasje geen bezwaar. Overmatig alcohol gebruik kan wel invloed hebben op de bloedstolling.

Bloedingen

Overleg bij geringe bloedingen (bijvoorbeeld een blauwe plek of een kortdurende neusbloeding) eerst met de trombosedienst. Waarschuw bij ernstige bloedingen direct uw huisarts en de trombosedienst. Zwarte ontlasting kan onder andere een gevolg zijn van bloedverlies in de maag of darmen en is een reden om met spoed te overleggen met uw huisarts. 

Konakion (vitamine K)

Vitamine K kan de werking van antistollings-middelen voor een groot gedeelte opheffen. Het effect treedt enkele uren na toediening op. U krijgt vitamine K druppels voorgeschreven als de stolbaarheid van het bloed te gering is geworden. Wordt Konakion voorgeschreven dan krijgt u hierover informatie van de trombosedienst. U krijgt dan ook te horen hoe lang u deze druppels moet innemen. 

(Kleine) chirurgische ingrepen

Mogelijk wordt u tijdens de periode dat u antistollingsmiddelen gebruikt door een arts behandeld: b.v. een (kleine) chirurgische ingreep of het trekken van een tand of kies. Vertel altijd dat u antistollingsmiddelen gebruikt. Zo kan onnodig lang nabloeden voorkomen worden. 

Zwangerschap

Vrouwen die een kortdurende antistollingsbehandeling nodig hebben, wordt aangeraden in die periode niet zwanger te worden. De antistollingsmiddelen kunnen afwijkingen veroorzaken bij het nog ongeboren kind in de eerste drie maanden van de zwangerschap. Mocht er verdenking op zwangerschap bestaan waarschuw dan huisarts en trombosedienst. 

Vrouwen die langdurig een antistollingsbehandeling nodig hebben en die zwanger willen worden, wordt nadrukkelijk geadviseerd dit vooraf te overleggen met hun (huis)arts. Er bestaan behandelingsmethoden die een zwangerschap gedurende de antistollingsbehandeling redelijk veilig voor moeder en kind maken. 

Mocht er verdenking op zwangerschap bestaan, waarschuw dan direct uw (huis)arts en de trombosedienst. 

Behandelingsduur

In overleg met de behandelend arts wordt de behandelingsduur vastgesteld. Vaste regels zijn niet altijd te geven. Enkele aandoeningen (bijvoorbeeld een kunstklep in het hart) maken levenslange antistollingsbehandeling noodzakelijk. Andere ziekten (bijvoorbeeld het trombosebeen) maken over het algemeen een tijdelijke behandeling nodig. 

Vakantie

Breng de trombosedienst tijdig van uw vakantieplannen op de hoogte. Langere vakanties elders kunnen controle op een andere trombosedienst in binnen of buitenland noodzakelijk maken. Het is verstandig daarover tijdig met uw trombosedienst te overleggen. 

Ziekenhuisopname

Wanneer u opgenomen wordt in het ziekenhuis zorg dan dat dit wordt doorgegeven aan de trombosedienst. 

Privacy en klachten

De trombosedienst streeft er naar om u op de bloedafnameposten zoveel mogelijk privacy te bieden. Soms is dat niet mogelijk. Als u wilt, kan een medewerker van de trombosedienst op een later tijdstip telefonisch contact met u opnemen. 
Soms kan uw lichaamsmateriaal, anoniem, gebruikt worden voor het vervaardigen van controlemateriaal. Indien u wenst dat dit niet met uw materiaal gebeurt, kunt u dit kenbaar maken bij de bloedafname. Mocht u klachten hebben, laat het ons weten. 

Tot slot

Vraag uw arts gerust om uitleg als rond de behandeling iets niet duidelijk is. 

Contact


Trombosedienst

T: 0492 – 59 59 73
Maandag t/m vrijdag van 08.00 – 12.30 uur en van 13.30 – 17.00 uur.
Tussen 12.30 – 13.30 uur alleen voor spoedgevallen.
Buiten kantooruren via de receptie T. 0492 – 59 55 55
E: trombosedienst@elkerliek.nl 


© 2024 Elkerliek ziekenhuis
AKL-12253
Laatst bewerkt: 4-6-2024